Spelling

Wat leert je kind in groep 6 voor spelling?

Spelling is een belangrijk onderdeel van de taalontwikkeling van je kind. In de onderbouw heeft je kind woorden leren lezen en schrijven. Vanaf groep 3 leren ze elk jaar nieuwe spellingsregels. In groep 6 wordt werkwoordspelling daar nog aan toegevoegd. Om dat goed te kunnen leren is het belangrijk dat je kind een goede grammaticale basis heeft. Je kind moet de samenhang van de persoonsvorm en het onderwerp van de zin kunnen herkennen. Heeft je kind hier nog moeite mee? Met de zinsontleding werkbladen taal van groep 5, kan je kind daar nog eens mee oefenen. Wat jouw kind precies leert op het gebied van spelling in groep 6, lees je in dit artikel. Hier is een overzicht van wat jouw kind leert in groep 6 voor het vak taal:

  • Spellingstrategieën
  • Werkwoordspelling 
  • Nieuwe spellingcategorieën

Vanuit de overheid zijn een aantal kerndoelen voor taal en spelling landelijk vastgesteld. Methodes en scholen mogen hier van afwijken en kunnen dus verschillen in lesmateriaal. Het oefenmateriaal van Junior Einstein wordt gebaseerd op de richtlijnen van deze kerndoelen.


Deze kerndoelen van spelling vind je hier.

Spellingstrategieën

In groep 6 maken de kinderen voor het eerst kennis met spellingstrategieën. Deze strategieën helpen de kinderen om woorden op verschillende manieren te benaderen en zo op de juiste manier te schrijven. In totaal worden er in groep 6 vier strategieën behandeld. 

  • Fonologische strategie: kinderen leren woorden te schrijven zoals ze klinken, bijvoorbeeld 'kat' wordt gespeld als k-a-t.
  • Visuele strategie: kinderen onthouden de spelling van woorden door ze visueel op te slaan. Deze woorden worden 'weetwoorden' genoemd, zoals 'familie'. 
  • Analogiestrategie: kinderen vergelijken nieuwe woorden met bekende woorden die op dezelfde manier worden gespeld, zoals 'kind' en 'wind'. 
  • Regelstrategie: kinderen gebruiken spellingsregels die ze eerder hebben geleerd, zoals de regel voor het schrijven van 'ie' in woorden zoals 'frietjes' en 'afzien'.

Spellingcategorieën in groep 6

Een spellingscategorie is een groep woorden die volgens dezelfde regel worden geschreven. Dit helpt kinderen om te leren hoe ze woorden goed kunnen spellen. Door woorden in groepen in te delen, kunnen kinderen de regels en patronen beter begrijpen. In groep 6 gaan ze aan de slag met de volgende spellingcategorieën: 

  • Net-als-woorden: in groep 6 oefent je kind met het schrijven van woorden net-als-woorden met -ng of -nk, zoals ‘spelling’ en ‘twinkelen’. Maar ook woorden met -aai, -ooi, of -oei, zoals ‘fraaist’, ‘gooien’ en ‘stoeien’. En ook -eeuw, -ieuw of -uw, zoals ‘sneeuwstorm’, ‘nieuwst’ of ‘stuwdam’. Deze woorden heten zo omdat ze worden gespeld volgens dezelfde regels als andere woorden die erop lijken.
     
  • Regelwoorden: bij het leren van regelwoorden in groep 6 komen kinderen verschillende woorden tegen. Ze leren hoe ze:
    • Samenstellingen moeten schrijven (zoals ‘lichtknopje’)
    • Wanneer ze een tussen-n of tussen-s moeten gebruiken (kok + mes, wordt ‘koksmes’). 
    • Wanneer ze -t of -d moeten schrijven (zoals koud en niet kout) en hoe ze woorden met be-, ge-, ver- of te- op de juiste manier schrijven (zoals gebied).
    • Ze oefenen ook om lange of korte klanken van woorden te herkennen. 
    • Daarnaast oefenen ze met wanneer ze -heid of -teit moeten schrijven (zoals vrijheid) of wanneer ze -ig of -lijk schrijven (zoals heilig),
    • Wanneer ze -eren, -elen, -enen of -em moeten schrijven (zoals handelen).
    • Tot slot leren ze wanneer ze -tie of -sie moeten schrijven (zoals fantasie).
       
  • Verkleinwoorden: In groep 6 leert je kind op de juiste manier woorden te verkleinen. Het woord kamer wordt bijvoorbeeld kamertje, duim wordt duimpje en piano wordt pianootje.
     
  • Weetwoorden: dit zijn woorden waar geen regels voor bestaan, wel kan het kind gebruiken maken van het eerder benoemde visuele strategie. Een voorbeeld is bijvoorbeeld het woord ‘ruzie’. Schrijf je het met de ‘s’ of met de ‘z’? Door naar het woord te kijken en in hun geheugen op te slaan, onthouden ze hoe het woord gespeld moet worden. Hiervoor kunnen ze verschillen de hulpstrategieën gebruiken. Later vertellen daar meer over in dit artikel. 
     
  • Leenwoorden: in de Nederlandse taal maken we soms gebruik van woorden van andere talen. In groep 6 oefent je kind met het juist spellen van Engelse (zoals computer) en Franse (zoals etalage) leenwoorden. 
     
  • Meervoud en enkelvoud: ook wordt er in groep 6 geoefend met het vervoegen van woorden naar het meer- of enkelvoud die eindigen op -en, -s, -f, -v en -z. Het woord ‘hond’ schrijf je bijvoorbeeld in het meervoud als ‘honden’ en het woord ‘brief wordt ‘brieven’. 
     
  • Hoofdletters en leestekens: je kind gaat verder met oefenen van de juiste interpunctie, zoals: hoofdletters, punten, uitroeptekens, vraagtekens, komma's, aanhalingstekens en een dubbele punt moeten gebruiken. Officiële namen van feestdagen schrijf je bijvoorbeeld met een hoofdletter en tussen twee persoonsvormen gebruik je altijd een komma.
     
  • Dictee niet werkwoorden en werkwoorden: je kind krijgt in groep 6 waarschijnlijk meerdere keren per jaar een dictee. In groep 6 ligt de focus van de dictees op het goed spellen van werkwoorden en van niet werkwoorden zoals: net-als-woorden, regelwoorden en weetwoorden. 

Werkwoordspelling in groep 6

Je herkent misschien de situatie waarin je twijfelt of je een woord met een -d, -t, dubbel-d of dubbel-t moet schrijven. In groep 6 leren ze de regels van de werkwoordspelling. Je kind leert om logische stappen te volgen om het werkwoord juist te spellen. Zoals de stam + t en het ‘t ex-kofschip. Ze leren dit toe te passen in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en de voltooide tijd. Vind je kind werkwoordspellling nog moeilijk? Probeer onze oefeningen en kijk hoe je kind de regels snel onder de knie krijgt.

Samen met je kind spelling oefenen

Dit is een strategie waarbij kinderen technieken gebruiken om woorden te spellen. Dit kunnen bijvoorbeeld ezelsbruggetjes zijn. Enkele ezelsbruggetjes zijn bijvoorbeeld ‘jou’ of ‘jouw’. Je gebruikt ‘jouw’ als je het hebt over iets wat bij iemand hoort. Bijvoorbeeld dat is ‘Dat is jouw boek’. Een ander bekend ezelsbruggetje is ‘t ex kofschip. Op die manier kan je onthouden wanneer het voltooid deelwoord of de persoonsvorm in de verleden tijd eindigt met een ‘t’ of een ‘d’.

Hulpstrategie

Dit is een strategie waarbij kinderen technieken gebruiken om woorden te spellen. Dit kunnen bijvoorbeeld ezelsbruggetjes zijn. Enkele ezelsbruggetjes zijn bijvoorbeeld 'jou' of 'jouw'. Je gebruikt 'jouw' als je het hebt over iets wat bij iemand hoort. Een voorbeeld is 'Dat is jouw boek'. Een ander bekend ezelsbruggetje is 't ex kofschip. Op die manier kan je onthouden wanneer het voltooid deelwoord of de persoonsvorm in de verleden tijd eindigt met een 't' of een 'd'. 


In groep 6 oefenen ze met woorden van verschillende spellingcategorieën en oefenen ze voor het eerst met werkwoordspelling. Wil je je kind extra ondersteunen? Bekijk onze spelling werkbladen en online oefeningen om de spellingregels op een leuke manier te oefenen en de vaardigheden van je kind te verbeteren.

Verbeter vandaag nog je spelling!